Boekje

Geplaatst door

Vanmiddag tijdens de lunch op kantoor kwam het weer even ter sprake: mensen en dieren. Het ging over de grote grazers in de nieuwe natuurgebieden in Nederland die binnen de hekken moeten blijven maar ‘s winters moeten sterven van de honger omdat dat in de natuur ook zo gaat volgens Staatsbosbeheer. Een collega vertelde nog van de herten in de duinen van Holland die zich zo succesvol vermenigvuldigen dat ze de groentetuintjes van de Noordwijkers komen leegeten omdat ze met zoveel zijn.  Afschieten zou de oplossing moeten zijn maar dat mag niet van de Partij voor de Dieren.

Dit soort verhalen geeft voor mij de hulpeloosheid aan van de relatie tussen mensen en dieren. Laatst heb ik nog eens het paarse boekje met fluwelen kaft van Rudy Kousbroek uit de boekenkast gehaald. Het heet  “De Aaibaarheidsfactor” en laat zich lezen als een wetenschappelijke verhandeling.  Kousbroek biedt daarin een alternatieve ordening van het dierenrijk waarin de gewervelden niet gesteld zijn boven de geleedpotigen zoals in de Systema Naturae van Linnaeus maar volgens de mate waarin de dieren voor mensen aantrekkelijk zijn, namelijk volgens hun aaibaarheid.

Dieren die te klein zijn om te aaien zoals insecten slaan of trappen we zonder nadenken dood en koudbloedige dieren als vissen raken we liever niet aan. Zij hebben een negatieve aaibaarheid volgens Kousbroek, evenals het stekelvarken. Schildpadden hebben een neutrale aaibaarheid omdat zowel de aaier als de geaaide er geen sensatie aan ontlenen. De warmbloedige gevederde en behaarde dieren nemen steeds verder in aaibaarheid toe tot we de kroon van de schepping hebben bereikt, zijnde de kat. Die is over de top van aaibaarheid omdat die zichzelf aait en de mens daarvoor als werktuig gebruikt. Bij afwezigheid van de mens voldoet ook een tafelpoot voor een kat om zich aan te aaien.

De kat is voor veel mensen het aantrekkelijkste dier vanwege de aan het beest toegeschreven zelfstandigheid en eigenzinnigheid. Een dier in gevangenschap dat zich niet gedraagt als een gevangene maar als heerser van het territorium en die de mens die het voer levert als personeel beschouwt. Zo’n relatie ziet de kattenliefhebber graag tussen mens en dier. Ik heb zelf altijd een buitengewoon onbeholpen gevoel gehad tegenover de dieren die in ons gezin verzeild raakten en die na korte of langere tijd weer ten graven moesten worden gedragen.

Het begon toen mijn dochter op haar tweede verjaardag van mijn schoonzus een cavia cadeau kreeg. Het dier werd Kaafje genoemd en met het geven van de naam was het een deel van de familie. Omdat de huisvader de provider is werd ook naar hem gekeken voor de huisvesting, de voeding en de medische verzorging. Kaafje groeide als kool maar bleek na een aantal weken niet mollig maar zwanger. Het dier was te lang in het nest gebleven en aangezien cavia’s na acht weken geslachtsrijp zijn, was Kaafje in blijde verwachting van een van haar broers aan ons cadeau gedaan. Ze beviel van vijf jongen waarvan er twee dood waren en één blind.

Met veel overtuigingskracht en gewetenswroeging hebben we er twee weten te slijten aan  buurtgenoten en het blinde jong bij de moeder gelaten. Tijdens de warme zomer van 1991 hebben Kaafje en kind een nacht buiten doorgebracht in het rennetje en daarvan zijn ze beide verkouden geworden en gestorven. Cavia’s zijn zeer gevoelig voor kou wist iedereen me naderhand te vertellen. Treurnis, verwijt en schuldbesef beheersten het gezin de eerste week na het overlijden.

Al snel was er vervanging gevonden in een bij de dierenwinkel gekocht dwergkonijn met hangoren. Gevraagd aan mijn dochter welke naam het konijn moest hebben, heeft ze ons een tijdje niet begrijpend aangekeken en gezegd dat het natuurlijk Boekje moest heten. Voorop haar prentenboek voor in de auto stond een foto van een konijn. Pak je boekje maar, zeiden we voor elke autorit. Vandaar.

Boekje was eenzaam volgens iedereen dus er moest een tweede dwergkonijntje komen en omdat Boekje een meisje was volgens de jongeman van de dierenwinkel kwam er nog een zwart meisje bij met rechtopstaande oren. Zo zouden de stiefzusjes nog een lang en gelukkig leven hebben.

Alleen Boekje bleek een kat in de zak. Het was geen dwergkonijn en het was geen meisje. Het was een snelgroeiende rammelaar die elke nacht voor veel tumult zorgde als hij het kleine zwarte meisje te grazen nam.  Dat bood piepend en bijtend weerstand tot ik in pyjama de hangoor uit de ren had geplukt en de nacht verder liet doorbrengen in een kist met een plank en een steen erop.

Omdat de twee konijnen niet in één hok op het terras konden blijven moest er een ren in de tuin bijkomen. Dan kon er bovendien afgewisseld worden. Maar als het hard regende zat het konijn in de ren met natte voeten en moest die toch in het hok met een nacht vol orgie als gevolg. Toen ik een keer bij thuiskomst zag dat het zwarte dwergkonijn was bevallen van twee veel te grote en daardoor te vroeg geboren jongen heb ik het dwergkonijn teruggebracht naar de dieren winkel en het verhaal gedaan. Ik begreep natuurlijk wel dat ik mijn geld niet terug kon krijgen en dat ik blij mocht zijn dat ik niet bij de dierenbescherming werd aangegeven nadat ik het dier aan dergelijk misbruik had blootgesteld. Ik nam snel genoegen met twee goudvisjes en een takje groen als compensatie.

Wat er met die vissen is gebeurd zal ik je besparen maar de hangoor is nog betrekkelijk oud geworden en tot op hoge leeftijd door mijn dochter liefdevol verzorgd. Tussen Boekje en mij is het nooit meer goed gekomen. Het beest keerde mij onmiddellijk de rug toe als ik in de buurt kwam en mijn gevoelens voor het dier wisselden tussen ergernis en hulpeloosheid. Ik was niet in staat geweest het beest gelukkig te maken.

In de wetenschapsbijlage van het NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag stond een klein artikel over een nog niet eerder waargenomen vis. Het is een dier dat leeft in het aardendonker van onderaardse meren en is blind en heeft geen pigment. Niettemin moet het beest al 40 miljoen jaar hebben bestaan voordat de mens het heeft ontdekt. De wetenschappers maken zich zorgen want door de onttrekking van grondwater door de mens voor irrigatie verdwijnen de ondergrondse meren en wordt de nieuw ontdekte vis met uitsterven bedreigd. Het is nog onduidelijk welke maatregelen moeten worden genomen om dit te voorkomen.

Met rust laten, zou ik zeggen. Niet mee bemoeien.

 

Eén reactie

  1. Je geeft hier wel een opzetje voor een pittige filosofische discussie hoor. Hoe weten we dat iets 40 miljoen jaar heeft bestaan als we het nog nooit hebben gezien? Maar dan ook, hoe weten we dat het dan niet heeft bestaan? Kan iets zowel niet als wel bestaan?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *